Hoofdtekst
Dat was aan de lage kant, daar stond water en dat was dennenbos. En we kwamen eens van Hasselt kermis met mijn vader zaliger, die moest mij dragen, zo klein was ik nog. En wij komen door die bos en het was nattig daar en daar stond water langs de kanten, maar het was nacht twee, drie, vier uur dat weet ik ook niet meer. Ik zeg: 'Kijk, daar staat een lampke, daar staat een lampke!' 'Och jong', zei hij, 'daar moet ge niet naar gebeuren. Kom maar door', zei hij. 'Dat zijn dwaallichtjes', zei hij. In die tijd waren dat de ongedoopte kinderen die terugkwamen, zegden ze. Of hij dat wist wat dat was, dat weet ik niet. Dat was midden in de bos waar ik van spreek , 's nachts. Daar brandde een lampke op het water zo, dat weet ik nog. En hij zei dat dat ongedoopte kinderen waren die terugkwamen, zielen. Ja, een dwaallicht, wat is dat? Iets wat vandaag hier staat en morgen daar staat, wat ronddwaalt.
Onderwerp
SINSAG 0182 - Wiedergänger als Irrlicht   
Beschrijving
Een jongetje kwam samen met zijn vader terug van de kermis in Hasselt. Opeens zag de jongen boven het water naast het dennenbos een dwaallichtje zweven. Dwaallichtjes waren zieltjes van kinderen die ongedoopt waren gestorven.
Bron
W. Achten, Leuven, 1971
Commentaar
1.3 Vuurgeesten
midden-limburgs
f
Kindertijd van de informant
memoraat
Naam Locatie in Tekst
Genk   
Plaats van Handelen
Hasselt