Hoofdtekst
Toen mijn vader thuiskwam meende hij langs achter binnen te gaan, maar daar stond zo ne fijne typ. Achter zijn huis door daar sliep zijn meid. Maar mijn vader durfde niet langs achter omdat hij daar die fijne typ zag staan en daarom liep hij langs voor binnen. Toen hij dat thuis vertelde zei de meid dat ze met die vrijde en dat ze daar iets mee aan de hand gehad had. Ze was eens gaan wandelen met die en op ne keer zei die: "Ik moet eens achter de haag." Hij gaf haar ne rooie maalslap en hij zei: "Als er somtijds ne grote hond op u af moest komen, gooit hem dan mijn maalslap in zijn smoel." Hij toen achter de haag in en na ne tijd kwam er van achter de bomen zo ne grote zwarte hond. Zij gooit die rooie maalslap in zijn smoel en die hond loopt terug weg. Even daarna gingen ze ergens iets drinken en toen zag ze nog rooi stukken stof tussen zijn tanden hangen. Ze hadden dat tegen de pastoor gezegd en die zei: "Ge moet die man uitloeren." Op ne keer was die van het veld weg en zij vonden zijn kleren in een sink. Eerst ’s anderendaags was die jongen terug. Toen gingen ze opnieuw in die sink zien en daar stak ne ring in. De pastoor zei: "Die moet ge hem afnemen, dan is hij er van af. Ge moet die verbranden, maar het moet op drie uur van hier zijn, daar moet ge den oven heet stoken met drie muttershout en ge moet dan met drie man zijn: ene moet lezen en de twee anderen moeten gereed staan met het deksel." Ze lieten die jongen naar het veld gaan en toen gingen ze drie uren van daar en ze stookten de oven heet. Toen pakten ze die riem en gooiden die riem in den oven en toen deden ze het deksel ervoor, en die jongen vloog tegen het deksel aan. Ze hebben hem naar huis moeten dragen en hij was genezen.
Onderwerp
SINSAG 0824 - Die verbrannte Haut (Gurt, Halsband)   
SINSAG 0823 - Das zerbissene Tuch.   
Beschrijving
Een jongen die met zijn vriendin ging wandelen, sprak onderweg tot het meisje: "Ik moet even een boodschap doen achter de haag. Mocht er ondertussen een grote hond op je af komen, gooi dan mijn zakdoek naar zijn muil". Het meisje deed wat haar was aangeraden. Even later stelde het meisje vast dat haar vriend de vezels van de zakdoek nog tussen zijn tanden had. Nadat het meisje aan de pastoor had verteld wat ze had ontdekt, gaf de geestelijke haar de volgende raad: "Je moet die jongen bespioneren en trachten te ontdekken in welke boomstronk hij zijn halsband bewaart. Dan moet je de jongen wegsturen en ondertussen de oven heet stoken met drie takken mutsaardenhout. Twee mensen moeten bidden en de andere twee moeten het deksel klaarhouden om de oven dicht te gooien". Zo gezegd, zo gedaan. Toen de halsband van de weerwolf in de oven lag, vloog de jongen tegen het deksel. Men heeft de jongen naar huis moeten dragen, maar hij was wel genezen.
Bron
A. Princen, Leuven, 1965
Commentaar
1.6 Weerwolven
limburgs (tussen hasselt en beringen)
551
Vader van de informant
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Zonhoven