Hoofdtekst
Doa was ook eens ene jong(en) wa kersière (= vrijen) ging, terwijl dat er sliep zei het metske (= meisje) tegen haar moeder: 'willen we gaan?' - maar het waren twee heksen, wor! - en ze gingen noa de pastoor zijne wijkelder over struik en haag. Wei de jong wakker jonde (= werd), namter dat pötsje, wor! met de za(l)f bo ze hun vüjt (= voeten) met smeerden, en he ging ook noa de pastoor, mè 'door' struiken en hagen, en nie 'over' struiken en hagen. Ja, en toen waster gekwets(t) met schrabben in zij(n) gezich(t) en toen wister wor, wa hekserijen at dat waren!
Onderwerp
SINSAG 0511 - Über Weg und Steg   
Beschrijving
Een jongen was in het huis van zijn vriendin in slaap gevallen. Ondertussen sprak het meisje tot haar moeder: "Zullen we gaan?" Daarop vertrokken moeder en dochter over struiken en hagen naar de wijnkelder van de pastoor. Toen de jongen wakker werd, wreef hij zijn voeten in met heksenvet om ook naar de wijnkelder te kunnen gaan. De jongen vergiste zich echter bij het uitspreken van de toverformule en zei "door struiken en hagen" in plaats van "over struiken en hagen". Bij zijn aankomst in de wijnkelder was de jongen zwaar gewond.
Bron
M. Dreezen, Leuven, 1967
Commentaar
2.1 Heksen
limburgs (tongeren en omstreken)
600
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Neerrepen