Registratie zal enige tijd duren. Deze functie is in ontwikkeling.

STOP0032_0034_20701

Een sage (mondeling), 1964

Hoofdtekst

Saten Colle en Narden Vercruysse makten bezems. De zaterdagavond gingen ze met die bezems nor Handzame om te verkopen. Mor o ze dor aan èn hofsteê kwamen, wor dat ze vroeger ol dikwijls geweest woren, woren ulder kleers in brokken getrokken van twee hoenden. Saten Colle zei tegen den andern: "Ik gon gon reklameren tegen dien boer dat ‘k ik goed kennen." Ols z’up ’t hof woren, kwamen ze de boer tegen die ulder zei: "’t Is goed volk." "Ja, jaa’t" zei Saten, "me zijn wieder wel goed volk mor me zijn wieder olle twee uze kleers in brokken gescheurd geweest van jen hoend." "Allee, allee", zei de boer, "je zijt gieder zeker niet goed, mijn hoend doet dat niet. Komt gieder mor eten in ‘t huus." Als ze binnengingen in de klaarte van de lucht, zagen ze dat er nieten wos an ulder kleers. De boer zei: "Je moet gieder vanavond toch niet meer nor Handzame? Bluuft gieder mor hier slapen." "Ja we doen", (neen, neen) zei Saten, "we gon wieder wel uze bezems gaan levern in Handzame. M’èn wieder dat en ze gon zieder dor vanavond zijn." Ze vertrokken toen nor Handzame. O z’ulder bezems geleverd hadden, kwamen ze zieder ol dezelfden weg were nor huus. Up de platse wor dat ze gattakeerd geweest woren van die twee hoenden, lag er nu e doodskiste. O Narden an die doodskiste kwam, gaften onverwist (onbewust) drie kloptjes up die kiste. Ze gingen toen verder en ze pakten e wegeltje lansen de weën. Ze zagen toen ommèkeer e kuut lopen in de weê. Narden riep: "Kuutje, kuutje!" en de kuut ging gewillig mee mor vergrootte ossan (altijd). O z’an Mentje Laeys kwamen, die wunde up de Grote Veldstrate up e boerhof, stoend er dor e spa up ’t land. Narden zei tegen Saten: "Pakt die spa en doet ze mee." Saten sproeng over den dijk, pakte de spa en lei z’up zijn schoere (schouder). O z’e bitje verder woren, koste Saten Colle die spa niet verder meer dragen want ze wos te zwaar geworden. Saten zei: "‘k Gon ik die spa weredragen, ‘k moeten ze niet èn." Narden wos dus ollene nor huus gegon met zijn kuut. O Narden de deure opendeed, peinsden dat die kuut ging binnengon, mor ieder moment groeide die kuut zodanig datten met geen middels binnen koste. Toen kreegten verwijt van zijn wuuf omdatten zuk e grote kuut meegebrocht hadde. Ze zei tegen Narden: "Kruupt gij mor in je bedde want je zijt gij worschienlijk stief moe van nor Handzame te gon met die bezems." O Narden in e grote diepe slaap viel, klopten z’ommèkeer up de deure, dokke, dokke, dok!" "Narden, Narden!" riep zijn wuuf. ’t Woren dor twee menschen die verdoold woren en die de weg vroegen naar Handzame. Nardens wuuf zei: "Narden, gaat gij mor mee met die menschen en toogt ze mor de weg." Narden trok zijn kleers an enne ging mee met die twee menschen. O z’up de platse kwamen wor dat die doodskiste lag, wos er dor nu e grote waterpit. ’t Sloeg toen juuste één an de kerke, o z’an die pit kwamen. Narden makte zere zijn kruus en die twee andre mannen zein tegen Narden: "Aj je joen (uw) kruus niet gemakt, dan wos je de nekke gekrakt." En die twee mannen verdwenen in die pit. Narden, van benauwdheid, liep nor huus. Zijn wuuf vroeg wuk dat er gebeurd wos. Narden zei tegen zijn wuuf: "’k Gon zere in mijn bedde krupen want ‘k zijn niet goed." Veertien dagen later wos Narden dood. Dat wos ollemale toverij.

Onderwerp

SINSAG 0483 - Der Sarg gesehen    SINSAG 0483 - Der Sarg gesehen   

SINSAG 0478 - Andere Erlebnisse; unbeschreibbare Spukerscheinungen.    SINSAG 0478 - Andere Erlebnisse; unbeschreibbare Spukerscheinungen.   

SINSAG 0361 - Spuktier, das immer grösser wird, erschreckt Mann.    SINSAG 0361 - Spuktier, das immer grösser wird, erschreckt Mann.   

Beschrijving

Twee mannen die bezems maakten, gingen de bezems op zaterdagavond verkopen in Handzame. Bij een boerderij werden de kleren van de verkopers door twee honden in stukken gereten. Op de boerderij kwamen ze de boer tegen, die zei: "Het is goed volk". Daarop antwoordden de verkopers: "Ja, het is goed volk, maar onze kleren zijn wel in stukken gescheurd door jouw honden". Daarop zei de boer: "Dan zijn jullie zeker niet goed, want mijn hond doet zoiets niet. Komen jullie binnen maar eten". In het licht zagen de rovers dat hun kleren niet beschadigd waren. De boer bood de verkopers onderdak aan, maar ze vertrokken die avond nog naar Handzame. Toen ze op de terugweg opnieuw voorbij die boerderij kwamen, zagen ze daar een doodskist liggen. Eén van de verkopers klopte driemaal op de doodskist en ging dan voort. Wat verderop zagen ze een koe in de weide lopen. De koe liep met hen mee en werd steeds groter en groter. Bij een boerderij zagen de verkopers een spade buiten staan. "Vooruit, neem die maar mee", sprak de ene verkoper tot de andere, die vervolgens de spade op zijn schouder nam. Wat verderop kon de man de spade echter niet meer dragen, want ze was te zwaar geworden. De man besloot de spade terug te brengen, omdat hij ze eigenlijk toch niet nodig had. De andere verkoper ging alleen voort, vergezeld door de koe die steeds groter werd. De man kwam thuis en ging onmiddellijk slapen. 's Nachts kwamen er twee reizigers aankloppen, die de weg naar Handzame vroegen. De vrouw van de verkoper sprak tot haar man: "Ga jij maar met die mensen mee naar Handzame". Toen de man op de plaats kwam, waar die doodskist had gestaan, was nu een grote waterput te zien. Op dat ogenblik sloeg de kerkklok één uur. De man maakte een kruisteken, waarop zijn twee gezellen zeiden: "Als je geen kruis had gemaakt, dan zou je nek gebroken zijn geweest". Daarna verdwenen die twee mannen in de waterput. Dodelijk verschrikt liep de man naar huis en vertelde aan zijn vrouw wat er gebeurd was. De man kroop onmiddellijk in zijn bed. Twee weken later was hij dood.

Bron

S. Top, Leuven, 1964

Commentaar

4. Historische sagen
west-vlaams (vrijbos)
14I
fabulaat

Naam Locatie in Tekst

Staden    Staden   

Plaats van Handelen

Handzame    Handzame