Hoofdtekst
Dat was ook een die dat vertelde, van asten (als hij) daar knecht was (op ’t Vlèruskot). J’hadde een keer zitten vissen op een nacht in de wal - die vent was later knecht bij ons - op een meter of vijfentwintig van ’t hof azo, en as ‘t ’s nachts twaalve was, ’t schurekot vloog open en ’t sprongen daar wel vijve, zes geiten maar altijd weg en were door, zeiten. En dat was pertang (nochtans) een die nooit loog wè. Je mochte ’t geloven asten (als hij) etwa (iets) zei.
Beschrijving
Een knecht die op het Vlèruskot werkte, zag om middernacht de deur van de schuur openvliegen, waarna vijf of zes geiten wild heen en weer begonnen te lopen.
Bron
J. Aspeslagh, Leuven, 1958
Commentaar
1.5 Plaaggeesten
west-vlaams (kamerlingsambacht)
76
fabulaat
Naam Overig in Tekst
Vlèruskot   
Naam Locatie in Tekst
Leffinge