Hoofdtekst
’s Nachts hoord metje ’n groot laweit in huus en da was were van de toveresse, da was lik ruttelen me ne keten. Metje kost daarvan nooit slapen en ze goengk no de paster: “Je moe morgen nuchtend te zessen van jen huus wegkommen en ik gaan te zessen vertrekken van de pasterie” zei ’t ie. En ze kwamen mekaar tegen an de kruuskassie en die toveresse zat tuschen under, ze kost nie mè weg en z’a geen macht mè.
Beschrijving
Een vrouw hoorde 's nachts in haar huis kettingen rammelen. De vrouw ging te rade bij de pastoor, die zei: "Je moet morgen om zes uur vertrekken. Ik zal dan ook vertrekken uit de pastorij". Toen de vrouw en de pastoor elkaar de volgende ochtend tegenkwamen, zat de tovenares tussen hen in. Ze kon niet weg en had geen macht meer.
Bron
M. Vander Cruysse, Leuven, 1965
Commentaar
2.1 Heksen
west-vlaams (n van brugge)
479
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Moerkerke