Hoofdtekst
Mijn vader en Saten Colle kamen van de Gete (de geit, bijnaam van gehucht Sint-Jozef (Hooglede) en ze zagen dor e kolf liggen up ’t brugschge van de Lukebeke. En ze pakten zieder dat kolf en ze riepen: "Kuutje, kuutje!" en ’t kaam tit mee toet an ’t huus. En otten in huus ging zeiten tegen zijn wuuf: "Je moet nu e keer kijken wuk dat’k nu mee èn." Ze ging gon kijken en o ze de deure opentrok dat kolf stropte (haperde) toet tegen ’t dak dat ’t zo groot gekommen wos.
Onderwerp
SINSAG 0361 - Spuktier, das immer grösser wird, erschreckt Mann.
  
Beschrijving
Twee mannen die terugkwamen van de Geit (1) zagen op het bruggetje over de Lukebeek een kalf liggen. De mannen namen het kalf mee naar huis en sloten het op in de stal. Daarna ging één van de mannen naar binnen en zei: "Kom eens kijken vrouw, naar wat ik heb meegebracht!" Toen de man de deur van de stal openmaakte, zag hij dat het kalf zo groot was geworden dat het tot bij het dak reikte.
Bron
S. Top, Leuven, 1964
Commentaar
1.4 Luchtgeesten
west-vlaams (vrijbos)
141A
Vader van de informant
fabulaat
(1) De Geit: bijnaam van het gehucht Sint-Jozef (Hooglede)
Naam Overig in Tekst
Saten Colle   
Naam Locatie in Tekst
Staden   
Plaats van Handelen
Lukebeek   
Geit (Hooglede)