Registratie zal enige tijd duren. Deze functie is in ontwikkeling.

MNIJS0158_0158_19342

Een sage (mondeling), 1969

Hoofdtekst

De Duutsche schapers werkten mè roa vintjes. Un (als) z’ip ’t hof kwaam, moest je ze kunnen werk geven of ze braken ’t ol of. Ze smeten e zak liezoad in d’hoetvumme (houtmijt). Da was in gin tied gedoan. Den oogst moeste binnen. Den deen da gekeken aat, z’n part laag los. Kerremelk (karnemelk) en zoete melk t’hope, kosten ze nie scheen. Un ze ’t nie kosten, ze gieng(en) ton weg nor ’n ander hof.

Beschrijving

Duitse schapers werkten met rode ventjes. Als dergelijke ventjes op een boerderij zaten, moest men hen werk geven, want anders zouden ze alles afbreken. Men kon bijvoorbeeld een zak lijnzaad in een houtmijt gieten en de ventjes de opdracht geven het lijnzaad eruit te halen. De ventjes kwamen helpen bij het binnenhalen van de oogst, maar wie durfde te kijken, moest zijn deel van het werk achteraf zelf doen.
De ventjes konden geen zoete melk van karnemelk scheiden.

Bron

M.-R. Nijsters, Leuven, 1969

Commentaar

2.2 Tovenaars
west-vlaams (nw van houtland)
98.4
fabulaat

Naam Overig in Tekst

Duitse schaper    Duitse schaper   

Naam Locatie in Tekst

Oudenburg    Oudenburg