Hoofdtekst
L.V.: De bokkerijders, die hadden een kruiwagen en daar stond een ton op, ondersteboven, en daar zat altijd een mens in. En als ze nu graag geld hadden, dan gingen ze overdag of ’s avonds een brief leggen of ze onder de deur steken ’s nachts, bij die boer of die boer, waar dat ze dachten dat ze wat konden meenemen. Dan kwamen ze ’s nachts met die kruiwagen en die ton waar iemand in zat, en dan kruiden ze juist met die kruiwagen tot op de plaats waar het geld moest gelegd worden. Dan pakte die dat geld op en dan waren ze ermee weg. Maar als ze de gevraagde som niet kregen, dan staken ze die boer zijn huis ’s nachts in brand.X: Deden ze dat?L.V.: Wat?X: Deden ze dat in werkelijkheid?L.V.: Ja, dat is gebeurd zo. Zo heb ik het horen zeggen. En zo kwamen ze van de ene naar de andere. En het ging altijd over geld. Als ze de gelegenheid hadden, gingen ze de kerk plunderen en allerlei dingen meenemen. Maar heel veel heb ik toch nooit gehoord zulle, van de bokkerijders.
Onderwerp
SINSAG 1320 - Andere Räubergeschichten.   
Beschrijving
De bokkenrijders hadden een kruiwagen waarop een mens zich onder een ton verborgen hield. Als de bokkenrijders geld nodig hadden, dan legden ze ergens een dreigbrief waarin ze aankondigden het huis van een boer in brand te zullen steken als de boer hen geen geld gaf. De bokkenrijders reden dan met hun kruiwagen tot op de plaats waar het geld lag. Op die plaats gekomen nam de man onder de ton langs de holle bodem van de kruiwagen het geld mee.
Bron
K. Abrahams, Leuven, 1986
Commentaar
4. Historische sagen
limburgs (eksel)
4.1
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Eksel