Hoofdtekst
Hier aan de straat staat zo een klein, wit huizeke. Het is nouw nog bewoond en er wonen nouw zo maar dievenvolk in, en daar woonde vroeger een menske met veul kinderen.Vrouwke Van Beurden woonde daarover en die kwam daar veul en dan zat ze dikwijls met een klein op schoot. Die kinderen wieren ziek en zo, en als da menske na de was ging ophangen, was die achtermekaar terug binnen. Ja, ze moest die was nie gaan binnenhalen, die kwam vanzelf wel. Da menske ging toen naar de pastoor en die gaf heur een relikwie, nep aasnagel, zoals de prister er vijf steekt in de paaskaars, en dat is gewijd natuurlijk. Da stak ze onder de deur en toen da vrouwke weer eens kwam, kon ze er niet over. En toen was da allemaal wel gedaan. En dan moest ze ook nen noveen doen.
Beschrijving
In Poppel woonde vroeger een moeder met veel kinderen. Die moeder kreeg vaak bezoek van haar buurvrouw. Wanneer de moeder de was ging ophangen, was de buurvrouw onmiddellijk in haar huis. Telkens wanneer de buurvrouw op bezoek was geweest, werd één van de kinderen ziek. Op een dag kreeg de moeder een paasnagel van de pastoor. Toen ze die paasnagel onder de deur stak, kon de buurvrouw niet meer binnen. De moeder moest ook een noveen doen. Na al die maatregelen kwam er een einde aan het onheil.
Bron
W. Luyts, Leuven, 1956
Commentaar
2.1 Heksen
antwerps ('land van turnhout')
86
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Poppel   
Plaats van Handelen
Poppel