Hoofdtekst
Nolleke van Geleen had twee of drie knechts. En éne daarvan was ook éne keer bij dat sport geweest. En ze haalden hem van de schaafbank af en zo werd hij opgehangen. Maar den eerste die ze hebben opgehangen was een vrouwmens. Toen ze haar ophongen, zegde ze: 'Vat Nolleke van Geleen en ge hebt de kap'tein van de bende.' En ze hebben hem ook gesnapt. Ik weet nog goed dat ze daar nog zo mee gelachen hebben: hij had een rode broek aan die hij bij Br. in Bree gestolen had, en toen ze hem optrokken, deed hij ze vol. Daar was 'ne pater bij die hem wou bekeren, maar 'nein', dat wou Nolleke niet. Als ze hem ophongen, zei hij, zou de bliksem en den donder Bree vaneentrekken, maar daar heeft niemand niks van gezien. 'Trek maar op', zei Nolleke, 'want ik moet om twaalf uren bij Lucifer op de middag zijn.'
Onderwerp
SINSAG 1320 - Andere Räubergeschichten.   
Beschrijving
Een knecht van Nolleke van G. was één keer met de bokkenrijders meegeweest. Die knecht werd opgehangen. De eerste bokkerijder die men heeft opgehangen, was een vrouw. Toen ze werd opgehangen, zei ze: "Als je Nolleke van G. oppakt, dan heb je de kapitein van de bokkenrijders." Enige tijd later heeft men Nolleke kunnen vatten. Toen men hem opging, droeg hij een rode broek die hij bij de familie B. in Bree had gestolen. Aan de galg had Nolleke gezegd dat de bliksem en de donder Bree zouden vernietigen indien ze hem ophingen. Een pater had Nolleke nog de kans gegeven om zich te bekeren, maar dat wilde hij niet. Nolleke zei: "Hang me maar op, want ik moet tegen de middag bij Lucifer zijn!"
Bron
R. Celis, Leuven, 1954
Commentaar
3.2 Vrijmetselaars
limburgs (bree en omstreken)
fabulaat
Naam Overig in Tekst
Nolleke van G.   
Naam Locatie in Tekst
Reppel   
Plaats van Handelen
Bree