Hoofdtekst
De aubelmenkes die zuoten in grotte biejein (bijeen). Dat waas raar. Die minse vermenigvuldigde zich toch ouch. Dao moosjte toch vrouluj en mansluj ongerein zitte.
Beschrijving
De alvermannetjes woonden in grotten. Vermits die dwergjes zich voortplantten, moesten er mannelijke en vrouwelijke alvermannetjes bestaan hebben.
Bron
J. Venken, Leuven, 1968
Commentaar
1.2 Aardgeesten
limburgs (maasvallei)
5
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Stokkem