Hoofdtekst
Van de weerwolef zal ich oech (= U) datte nog vertellen: ze waren met de kaart(en) aan 't spelen, en doa was ene wa zei dat er voor niks bang was. 'Ja?, we zullen eens zien!' zeien d'ander toen, 'of zje dur(f)t door de dreef afgaan rond haaf-elef!' - 'Jawel, zjiè dur(f)t dat misschien nie, mè ich dur(f) dat!' zei er. Toen gingter weg, en dat duurde e beetsje... E beetsje ternoa kwamter terug de café ingelopen! zijn tong hing nog op zijn kin!! 'Wa's nu?' vroegen d'ander. Hij kon bekans niemee spreken, zo had er hem afgelopen!, mè hij was doa ereges iet tegengekomen wa op hand en voet liep, en da was a(ch)ter ene boom uitgekropen, zeiter. Maar 'ich gon nooit ofte nooit mee den dreef af!!' zei die! Dat was op Fontaine-dreef.
Beschrijving
Enkele mannen die aan het kaarten waren, sloten een weddenschap. Een man die beweerde dat hij voor niets bang was, werd uitgedaagd om 's avonds omstreeks half elf door de Fontaine-dreef te lopen. Toen de man kwam teruggelopen, kon hij bijna niet meer spreken van angst en vermoeidheid. Hij was immers een weerwolf tegengekomen.
Bron
M. Dreezen, Leuven, 1967
Commentaar
1.6 Weerwolven
limburgs (tongeren en omstreken)
956
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Tongeren   
Plaats van Handelen
Fontaine-Dreef (Tongeren)