Hoofdtekst
Miel Veesters die kersierde in Stevoort en die kwam terug door het Sterbos en daar liep het schoonste ketje en dat liep maar rond hem en tussen zijn benen door en dat ketje was zo schoon dat hij het meepakte naar bij hem thuis. Hij ging slapen en toen hij opstond was het ketje weg. ’s Anderendaags lag het op hem in ’t bed en dat werd zwaarder en zwaarder en op het laatste zei hij: "Ik stik onder dat ketje." Toen is daar ne pastoor gekomen en die heeft dat weggedaan.
Beschrijving
Toen Miel V. terugkwam van een bezoek aan zijn vriendin in Stevoort, zag hij in het Sterbos een mooi katje dat tussen zijn benen door liep. De man nam het katje mee naar huis en ging slapen. 's Ochtends was het katje verdwenen. De volgende nacht lag de kat op de man in het bed. Het katje werd steeds zwaarder en zwaarder tot de man vreesde dat hij zou stikken. Uiteindelijk heeft de man een pastoor laten komen om hem van het katje te bevrijden.
Bron
A. Princen, Leuven, 1965
Commentaar
1.4 Luchtgeesten
limburgs (tussen hasselt en beringen)
158
fabulaat
Naam Overig in Tekst
Miel V.   
Sterbos (Stevoort)   
Naam Locatie in Tekst
Kuringen   
Plaats van Handelen
Stevoort   
Sterbos (Stevoort)