Hoofdtekst
Ich ben ooch eens naar Koersel kermis geweest en ge zoudt zeggen hoe komt ne mens iet tegen maar wat ich nu vertel is echt waar gebeurd want ich heb 't beleefd.Ich was moederzielig alleen. En toen ich daar aan den overslag was, 't was zo donker en ich stond daar alleen te kijken. Maar toen ich daar achter ne bos uit kwam stond daar 'n tent opgeslagen en dat was 't schoonste muziek dat ge horen kost. Ich zeg zo tegen mijn eigen 'hier moeten we zijn'. Goed, ich daar binnen, maar ich wist niemeer boe ich zat op geen stukken na. Ich zeg 'In Godsnaam dan' 't kos mich ooch nie schillen. Maar met dat ich dat zeg was den hele prul eweg. Weet ge hoe ich zat? Op nen elsepost met 'n pint en koehoren in mijn hand. Dat is echt gebeurd. Dat maakte ich mee toen ich naar Koerselkermis ging.
Beschrijving
Een man die naar de kermis in Koersel ging, zag bij een bos een tent staan waaruit wondermooie muziek kwam. De man ging naar binnen en zei: "In Gods naam!" Het volgende ogenblik was de tent verdwenen en zat de man met een koehoren en een glas in de hand op een boomstronk.
Bron
I. Kenens, Leuven, 1957
Commentaar
1.4 Luchtgeesten
limburgs (noord-west)
109
memoraat
Naam Locatie in Tekst
Hechtel   
Plaats van Handelen
Koersel