Hoofdtekst
de bokkerêers wôre in Wille en in Valkenburg; en da was een bende schelme; en di kâme beitne; en ze zeide da di op nen bok reisde; en z’hadde nen doctoeur geroept; en di hadde ze verplicht in de bende te gôn; en hem moes mê z’n êge bloed tiekene; lôter zein ze verbrând; en ienen had poeier op hem en da ontplofte dan; en in Wille moede do ni van spreke want ze zouden oech aframmele; en wô ze verbrând wôre, heite ze da de bonderköl.
Onderwerp
SINSAG 1320 - Andere Räubergeschichten.   
Beschrijving
De bokkenrijders waren actief in Wellen en in Valkenburg. De rovers verplaatsten zich op een bok. Een dokter die verplicht werd om lid te worden van de bokkenrijders, moest zijn handtekening zetten met bloed. Later heeft men alle bokkenrijders verbrand in de bonderkuil. Eén van de rovers had een speciaal poeder op zijn gezicht, dat ontplofte door de hitte.
Bron
A. Abeels, Leuven, 1965
Commentaar
4. Historische sagen
limburgs (sint-truiden)
749
fabulaat
Naam Overig in Tekst
Bonderkuil   
Naam Locatie in Tekst
Zepperen   
Plaats van Handelen
bonderkuil (Wellen)   
Wellen   
Valkenburg