Hoofdtekst
’t Wos daar een boereknecht die ’s navens late naar huus ging, en je moste over een beke, en ’t lag daar een planke over.Maar oetie wilde daar over gaan je zag daar een grote katte zitten, en ze wilde niet gerten, en je riep: "Oe je niet gert, ‘k smyte dat smoetpotje tegen joen kop", want j’had een potje smoet gehad van de maarte (meid) en, je smeet dat vlaks up die katte en die katte spoeterde weg oe janken en tuten, en den dag derachter je kwam de maarte tegen met een grote slunse (vod) rond heure kop.
Onderwerp
SINSAG 0640 - Hexentier verwundet: Frau zeigt am folgenden Tag Malzeichen.
  
Beschrijving
Een boerenknecht die 's avonds naar huis ging, moest een beek oversteken, waar een plank als brug dienst deed. Omdat er een grote kat op de plank zat, zei de knecht: "Als je niet weggaat, dan gooi ik dat smoutpotje tegen je kop!" De knecht had namelijk van de meid een pot varkensvet gekregen. De kat bleef zitten, waarop de knecht de pot naar het dier gooide. De volgende dag zag de knecht dat de meid een verband rond haar hoofd had.
Bron
M. Reynaert, Leuven, 1965
Commentaar
2.1 Heksen
west-vlaams (ieper)
259
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Wijtschate