Registratie zal enige tijd duren. Deze functie is in ontwikkeling.

MDREE0380_0381_2773 - Weerwolf wandelt met zijn meisje en verraadt zichzelf

Een sage (mondeling), 1967

Hoofdtekst

Dat was e metske (= meisje) wa kerseerde (= vrijde) met ene weerwolef. Ze waren in de winkel klompen gaan halen en ze wandelden door het veld. Opeens ze(g)t de jong(en): 'Kik, ich moet een minuut a(ch)terblijven, wach(t) maar, en as iemand komt, hier is mijne maalneuzik (= zakdoek), gooit die maar op hem, dan zalter niks doen. 'Mè die zijn uur was doa, en hij moes(t) gaan. Toen kwam doa ene weerwolef bij dat metske, en ze gooide hare maalneuzik op hem en hij ging weg. Weiter (= toen hij) terugkwam, zag het metske dat het de jong(en) zelef was, wa weerwolef speelde, want he had nog fetse (= vezels) tussen zijn taan (= tanden).

Onderwerp

SINSAG 0823 - Das zerbissene Tuch.    SINSAG 0823 - Das zerbissene Tuch.   

Beschrijving

Een meisje was samen met haar vriend klompen gaan kopen. Op de terugweg zei de jongeman: "Wacht hier maar. Ik moet even een boodschap doen." De jongen gaf zijn vriendin een zakdoek en zei: "Als je een grote hond zou tegenkomen, gooi dan deze zakdoek naar zijn muil. Dan zal de hond je niets kunnen doen". Wat verderop kwam het meisje inderdaad een hond tegen. Ze gooide de zakdoek naar het dier. Toen haar vriend terugkwam, zag het meisje dat hij de vezels van de zakdoek nog tussen zijn tanden had. Het meisje wilde de jongen nooit meer zien.

Bron

M. Dreezen, Leuven, 1967

Commentaar

1.6 Weerwolven
limburgs (tongeren en omstreken)
1016 (3)
fabulaat

Naam Locatie in Tekst

Heks    Heks