Hoofdtekst
Die toverege, de die van ’t kapellige kwam een keer thusend, en ma zag ze afkommen en ik lag in de wiege bij de stove, ’t was langs de winterkant, en ma, zeere, zeere, ze smeet wijwater op de wiege en ze dei een pennekeerse derin. En die toverege zat daar bij de deure en ze keek ossan van verre alzo, en ze zei: “J’hebt een schoon kinnege”. En z’n heeft nooit meer weeregekeerd.Sichtend (sedert) dat de geestelijken ’t Sint-Jansevangelie lezen is dat beter.
Beschrijving
Een toveres die bij het kapelletje woonde, kwam op bezoek bij een familie waar een kindje in de wieg lag. De moeder van het kind sprankelde snel wijwater over de wieg en zette er een kaars naast. De toveres bleef bij de deur staan en zei: "Jij hebt een mooi kindje!" Daarna is de toveres nooit meer op bezoek geweest.
Sinds het bestaan van het Sint-Jansevangelie is er gelukkig veel minder kwaad.
Sinds het bestaan van het Sint-Jansevangelie is er gelukkig veel minder kwaad.
Bron
A.-M. Devynck, Leuven, 1965
Commentaar
2.1 Heksen
west-vlaams (franse grens)
324
Kindertijd van de informant
memoraat
Naam Overig in Tekst
Sint-Jansevangelie   
Naam Locatie in Tekst
Houtkerke