Hoofdtekst
Een kasteel was verzonken en nen boer had dat aanvaard en hij zettegen daar werkvolk aan; maar op ne keer als hij hun eten ging dragen had hij ergens ook iet gezien of gevonnen en hij zei: “Jongens, gee moet nimmer werken, hunnen dag is goed, ik zal hun betalen.” En ’s nachts hebben ze g’hoord in de strate waar dat hij moest passeren een paard en een slede. En ’s nachts heeft hij mee een paard en een slede ’t geld g’haald dat ze daar gevonnen hebben. Daaraf is hij dan rijk geworden. Dat was van burremeester ’t Kint.
Beschrijving
Een boer had grond gekocht, waar een kasteel verzonken was. Hij nam enkele werklieden in dienst om graafwerken uit te voeren. Op een dag vond de boer ergens iets. Hij sprak tot de mannen: “Jullie hoeven niet meer te werken. Ik zal jullie betalen”. ’s Nachts ging de boer met een paard en een slede zijn geld halen. Hij was rijk.
Bron
M. Van Der Linden, Leuven, 1964
Commentaar
4. Historische sagen
oost-vlaams (denderstreek)
795
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Nederhasselt