Hoofdtekst
’t Onzen als er iemand langs de beek passeerde was er daar altijd een lampke. Het ging met de mensen langs de beek voort mee. Het zuchtte gelijk ne mens. De paster zei dat iemand was die niet gedoopt was en dat ze moesten water pakken om dat te dopen. Ze deden dat en ze hebben dat nooit meer gezien.
Onderwerp
SINSAG 0182 - Wiedergänger als Irrlicht   
Beschrijving
Wannneer men voorbij de beek ging, vloog er altijd een lichtje met die persoon mee, dat zuchtte zoals een mens. De pastoor beweerde dat het iemand was die niet gedoopt was en gaf de mensen de raad om het lichtje met wat water te dopen. Nadat men dat had gedaan, heeft men het lichtje nooit meer gezien.
Bron
M.-P. Kesteleyn, Leuven, 1964
Commentaar
1.3 Vuurgeesten
oost-vlaams (vlaamse ardennen)
28
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Ronse