Hoofdtekst
X: En van de kwakzalvers, van mensen die het één of het ander maakten om anderen te genezen, zalf of siroop of zoiets?14: Je had daar die met zijn lip hé, daar, Karel Beddeleem van den Abele hé. Heb jij dat geweten?13: Nee.14: Die zijn lip afgebeten was geworden door een hond.Y: Ik heb hem nog gekend.14: Jaja.Y: Ik heb hem nog gezien.14: Hij ging elke week naar de markt naar Rijsel met zijn karretje dat hij voorduwde.13: Van den Abele te voet naar Rijsel?14: Jajaja, jaja.13: Hoeveel kilometers zou dat zijn?14: Wat?13: Hoeveel kilo… of gingen ze over … over eh…14: Ja, een kilometer of zevenendertig zeker.13: Te voet?14: Jaja. Met zijn kar die hij moest voortduwen. En dat was al met kruiden dan.X: Om te verkopen?14: Ja. Geneeskundige kruiden en…13: En die heette Beddeleem.14: Karel Beddeleem.13: Karel Beddeleem.14: Ik weet niet of dat familie was van Jes, ik weet het niet, ik denk het niet.13: Karel Beddeleem.14: En hij ging naar de stad met zijn karretje.Y: Ik heb hem nog gezien, ja, ja.13: Maar zeg, zo een eind, in de dertig kilometers.14: Jajajaja.
Beschrijving
In Abele woonde een man die zijn lip was kwijtgeraakt door een hondenbeet. Die man ging iedere week te voet naar de markt van Rijsel met een kar vol geneeskrachtige kruiden die hij ging verkopen.
Bron
M. Sohier, Leuven, 1982
Commentaar
2.2 Tovenaars
west-vlaams (poperinge)
14H
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Poperinge   
Plaats van Handelen
Abele   
Rijsel