Hoofdtekst
Dat was ene met een vel omhangen, een weerwolf. En toen hadden ze ook gewed ondereen dat ze aan de kerkhof niet durfden doorkomen, dat die uitkwam, dat die weerwolf uitkwam en dit en dat. Ja, hij zou komen. Die man ging op, hij was niet bang. En hij ging ook en de weerwolf kwam bij hem uit maar hij had zo een schupke van - zo een schaperschup, van een herder - bij. En dat schupke meegenomen en toen kwam die man dan ook maar en, eh. Neen, die man had dat meegepakt en de weerwolf kwam op hem uit en hij houwde met dat schupke. En die viel en toen ging hij terug. En als ze een tijd thuis waren, ja, toen kwam die man niet terug. En toen gingen ze zien en toen lag die man zijn gebuur daar dood.
Beschrijving
Bij een weddenschap liet een man zich uitdagen om 's nachts voorbij het kerkhof te wandelen, waar een weerwolf rondliep. De dappere man ging op weg met een spade om zich zonodig te kunnen verdedigen. Toen de man de weerwolf zag, sloeg hij het beest met de spade tegen de grond. Nadat de man samen met zijn vrienden naar huis was gewandeld, stelde hij vast dat hij zijn buurman had doodgeslagen.
Bron
W. Achten, Leuven, 1971
Commentaar
1.6 Weerwolven
midden-limburgs
f
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Genk