Hoofdtekst
Tuzent hèd nog gebeurd dat we van heel de winter geen beuter meer kosten maken. Hoe da wilder dadde ook draaiden of keerden up den deur hè min broere naar Waasten geweest achter ne belezer, en den deen kwam af en je ging in ’t koestal, en ton in de kelder, waar da we nog melk staan hadden, en je zei ge meugt nu gerust kernen, ge gaat gider beuter hèn lik van te voren. En meziele, ’t ging were.
Beschrijving
Op een boerderij in Geluveld kon men de hele winter geen boter maken. Op zekere dag kwam een man de boerderij overlezen. Hij ging ook naar de kelder waar de melk stond. Toen de man overal was geweest, verzekerde hij de mensen ervan dat ze voortaan geen problemen meer zouden hebben.
Bron
M. Reynaert, Leuven, 1965
Commentaar
1.4 Luchtgeesten
west-vlaams (ieper)
154
memoraat
Naam Locatie in Tekst
Geluveld   
Plaats van Handelen
Geluveld