Hoofdtekst
I Maar ge zegt dat ge van Lafelt zijt, hebt ge dan nooit gehoord van Cieles, de weerwolf?49 Ja. Ja maar, dat waren ook zo allemaal verhaaltjes. Een griezelman, hé. Ik weet ene - dat is echt gebeurd - die speelde ook zowat weerwolf, enfin, die … Een mens die zich wat ‘oadeg’ (= eigenaardig) gedroeg en wat geheimzinnig - er waren ook mannen die zowat geheimzinnig waren, hé! En dan waren er meisjes en die moesten de koeien hoeden en die zaten onder zo’n ‘vlaag’ (= afdak van stro).I Dat zegt me niets, een ‘vlaag’.49 Nee? Dat was van stro, een ‘vlaag’; dat was korenstro bijeen gebonden met latten en dat waren dan zo schotten [houdt handen schuin naar onder].I Ah zo, ja.49 En daar gingen die meisjes onder zitten als het dan slecht weer was. En toen zat ook een meisje alleen en die, dat was zo’n griezel, die verschrikte die meisjes. M’n ma heeft altijd verteld dat een meisje gestorven is van de emotie; hij was ook eens op haar uitgesprongen.
Beschrijving
Bij slecht weer gingen de meisjes onder een afdakje schuilen. Vaak werden de meisjes dan bang gemaakt door een man die voor weerwolf speelde.
Bron
H. Schoefs, Leuven, 1996
Commentaar
1.6 Weerwolven
limburgs (groot-riemst)
49N 866
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Vroenhoven