Hoofdtekst
Die die eiken allemaal zo zag neergaan (cfr. sage 3680), toen was hij thuis. Vroeger trapten ze het koren zo met plankskes onder hun voeten. En de hond die was bij hem - hij had een heel kwade hond die van niks schrik had, zei hij - en dat was zo in de maneschijn, 's avonds zo. 'En daarmee zie ik dat de mare opkomt', zei hij, 'hier in de beemden.' 'Ja, ik trapte maar verder, dat komt meer op,' zei hij. Dat was dan een licht, dat komt dan omhoog. En op het einde was dat zo kortbij dat die hond een schreeuw uitliet en - hij woonde daar zo een beetje van af - en dat die hem tegen de deur opsprong. 'En die hond had van niks schrik en daarmee kijk ik zo en het was zo kort bij me en ik buk me en ik zag het O.-L.-Vrouwbeeld', zei hij. 'En dat ging terug omhoog en daar stond een vetwei en daar stond een Lievevrouwke aan de gaar. En daar speelde het over', zei hij. En toen ging het terug omhoog en dat was aan een winning die hogerop lag en daar stond een grote houtmijt en daar speelde het wat en toen was het weg. Maar dat was salpeter dat klaar scheen in moerassen zo.
Beschrijving
Een man die bij maneschijn met zijn hond door de beemden wandelde, zag in de verte een vuurman aankomen. Even later zag de man Onze Lieve vrouw verschijnen. Daarna was alles weer normaal. De vuurman was eigenlijk niets meer dan salpeter dat uit de beemden opsteeg.
Bron
W. Achten, Leuven, 1971
Commentaar
5. Sagen - Legenden
midden-limburgs
i
fabulaat
Naam Overig in Tekst
Onze Lieve Vrouw   
Naam Locatie in Tekst
Sint-Lambrechts-Herk