Registratie zal enige tijd duren. Deze functie is in ontwikkeling.

STOP0396_0397_21789

Een sage (mondeling), 1964

Hoofdtekst

‘k Vroegen ik e keer an pastertje Fonteyntje o die toverij beston had en je zei dat dat ging bluven beston zolange dat er van die boeken woren; en dat de geestelijken, o ’t èn hoog gevol wos, dat ze mosten speciale vergunninge èn van ’t bisdom en dat z’olle dage speciale gebeden mosten lezen. En ’t wos dorvoren dat ze ze nor Ieper zonden nor de paters want ’t wos dor e pater die de macht hadde van ’t bisdom dorvoren en die de vereiste gebeden dagelijks las.

Beschrijving

Een pastoor beweerde dat de toverij zou blijven bestaan zolang er toverboeken bestonden. Om toverij te verdrijven, hadden de geestelijken de toestemming van het bisdom nodig. Ze moesten dan iedere dag speciale gebeden opzeggen. Mensen die last hadden van toverij, gingen naar Ieper. Daar was immers een pater die de speciale toestemming van het bisdom had gekregen.

Bron

S. Top, Leuven, 1964

Commentaar

2.3 Toverboeken
west-vlaams (vrijbos)
241J
fabulaat

Naam Overig in Tekst

Fonteyn    Fonteyn   

paters van Ieper    paters van Ieper   

Ieper (paters van)    Ieper (paters van)   

Naam Locatie in Tekst

Handzame    Handzame   

Plaats van Handelen

Ieper    Ieper