Hoofdtekst
’t Wos daar een boerhof en z’han ne poester (boereknecht) van ’t volk van Liete Krulle, en ze kosten nooit geen beuter meer keernen up dat hof, ’t wos ollemale schuim. En de paters hèn dat afgelezen, en z’hèn ’t gewijd, maar die vent moste direkt van ’t hof, en ton hèd dat gedaan geweest.
Onderwerp
SINSAG 0750 - Andere Zauberei.   
Beschrijving
Op een boerderij waar een knecht werkte, kon men geen boter karnen. De paters kwamen de boerderij overlezen en wijden en ze gaven de mensen de raad de knecht te ontslaan. Toen de knecht niet meer op de boerderij werkte, kon men opnieuw boter karnen.
Bron
M. Reynaert, Leuven, 1965
Commentaar
2.2 Tovenaars
west-vlaams (ieper)
297
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Passendale