Hoofdtekst
Dat was op een keer als ik 16 – 17 jaar was. Een kameraad van mij had gezegd tegen zijn moeder dat hij een dwaallichtje gezien had. Zijn moeder had het tegen mijn moeder verteld. Mijn moeder zegt: "Ge moogt het niet zeggen aan Victor”. Op zekere avond kwam die jongen bij mij, en zegt: "’k Zal wachten tot gij naar huis gaat”. Wij gingen door een wei en opeens zegt hij: "Daar is het, ziet ge dat luchtje”? Ik zag niets. Mijn moeder ging ’s nuchtends naar de mis. Ze zag een lucht en ze peinsde dat het een veldlucht was. Ze zei goedendag. ’t Zei niets en in ene keer was het lichtje door de haag.
Beschrijving
Een jongen die samen met een vriend door de weide wandelde, beweerde een lichtje te zien. De vriend zag echter niets. Toen de moeder van die vriend de volgende ochtend naar de mis ging, zag ze in het veld een lichtje en zei: "Goedendag!" Het volgende ogenblik vloog het lichtje weg door de haag.
Bron
W. Van Houcke, Leuven, 1970
Commentaar
1.3 Vuurgeesten
west-vlaams (houtland)
69
1908 of 1909
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Koekelare