Hoofdtekst
Ich en de jong(en), we waren mjotseme (= mutserds) aan 't binden... en doa kwam e vrouwme(n)s de steeg af, en wei ze door was zei de jong(en): 'ich kan genen eene mjotsem niemee binden, zeiter, mijne draad is zo rot...' - 'Gang noa mij(n) broer hier tegenover, zei ich, die bindt tich die draad, zei ich, pak mijne!' en he pak(t) mijne - dat was op ene stek gerold vroeger, hein - en ich pakte hem zijne en ich band, en hij pakte mijne en hij was nog nie rond met de draad, waster over! En ich neem die stek en ich bin(d), mè de jong(en) kon gene mjotsem niemee binden. - Mè ich heb altijd horen zeggen, de moes(t) er nie aan geloven, dan hadden ze geen mach(t) op tich, dan konden ze niks an dich doen! - As e kind op e wer(el)d komt, dat he(ef)t zijn twee duimen zo... altijd, en aste (= als ge) aan één twijfelt en ze komt neven tich door, doe dat maar (een gebaar), ze ze(g)t tich genen goeien dag of niks nie ... heb ich al dek (= dikwijls) ondervonden.
Onderwerp
SINSAG 0580 - Andere Hexenkünste   
Beschrijving
Een man was samen met zijn zoon mutsaarden aan het binden, toen er plots een heks voorbijkwam. Op dat ogenblik zei de zoon: "Vader, ik kan geen enkele mutsaard meer binden, want mijn draad gaat altijd stuk". Daarop gaf de man zijn draad aan de zoon, zodat hij zelf met de rotte draad kon verderwerken. Even later jammerde de zoon weer dat zijn draad was gebroken.
Wanneer er een heks voorbijkwam, moest men zijn duimen in zijn vuisten houden. Een pasgeboren kind had ook altijd zijn duimpjes in zijn vuistjes. De heks kon het kind dan geen kwaad doen.
Wanneer er een heks voorbijkwam, moest men zijn duimen in zijn vuisten houden. Een pasgeboren kind had ook altijd zijn duimpjes in zijn vuistjes. De heks kon het kind dan geen kwaad doen.
Bron
M. Dreezen, Leuven, 1967
Commentaar
2.1 Heksen
limburgs (tongeren en omstreken)
735
memoraat
Naam Locatie in Tekst
Millen