Hoofdtekst
In Mopertingen, hier op een boerderij, ich bin de naam vergeten, die mensen huurden ene knecht, die do werkte op de boerderij. En 's avonds als ze gegeten hadden en 't werk gedaan woor rond een uur of zeven-acht, dan gong die knecht altijd vurt (weg). Die woor (was) nooit do en de mensen wisten nooit bo (waar) er woor. Ze hadden eens beslist hem na te gaan. Er sliep in de vrij en toen gongen ze op ene avond die knecht na (bespieden). Er gong de beemden in, do stonden kopeiken (knotwilgen) en van alles en toen stond do een wei (wilg) die hol was en do zagen z'hem inkruipen. Ze hadden do ze een heel tijdje gezeten en toen op een zeker ogenblik zien ze hem uitkomen met een vel om en er was heel vjaddig (gereed). Toen gong er naar Waltwilder en ze zagen hem niet meer. 's Anderendaags zat er in het veld en ze hadden beslist dat kostuum te verbranden. Zij naar dien eik. Ze hebben do niks (niets) van gezegd en wei er gegeten had, gong er weer weg, maar niemand gong hem na, en er is noots meer teruggekomen, noots meer do geweest.
Onderwerp
SINSAG 0824 - Die verbrannte Haut (Gurt, Halsband)   
Beschrijving
Op een boerderij in Mopertingen werkte een knecht die 's avonds altijd wegging. Omdat de boer erg nieuwsgierig was, besloot hij op een avond de knecht te bespieden. Zo zag de boer dat de knecht in een holle knotwilg kroop en een tijdje later weer tevoorschijn kwam met een vel op zijn rug. Vervolgens vertrok de knecht naar Waltwilder. Terwijl de knecht de volgende dag aan het werk was, haalde men het vel uit de boom om het te verbranden. Die avond ging de knecht na het eten weer weg. Hij is nooit meer teruggekomen.
Bron
W. Jackers, Leuven, 1958
Commentaar
1.6 Weerwolven
limburgs (bilzen)
496
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Eigenbilzen   
Plaats van Handelen
Waltwilder   
Mopertingen