Hoofdtekst
H. kwam van Odeuil, he ging doa wereken onder e walen. Weiter (= toen hij) thuiskwam, kamster ene grote man tegen met haren op hem wei ene weerwolef. He he(ef)t tegen hem gevèch (= gevochten), wei het gedaan was, waster zo moe, dat er op ieder haarspier een drup(pel) zweet hangen had, zo had er moeten vechten!
Beschrijving
Een man die terugkwam van zijn werk in Odeuil, kwam onderweg een grote kerel tegen, die behaard was zoals een weerwolf. Het gevecht met de weerwolf was zo uitputtend dat de man helemaal bezweet raakte.
Bron
M. Dreezen, Leuven, 1967
Commentaar
1.6 Weerwolven
limburgs (tongeren en omstreken)
988
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Piringen   
Plaats van Handelen
Odeuil