Hoofdtekst
Miete Steverlinkxs z’hadde zij boeken. Ze zat zij dikkers ’s navers met neur boek en met keersen die bronnen (brandden), alzo een reke voor neur en ossan zeggen: ’t Moet gebeuren en ’t gaat gebeuren. Maar dat heeft een keer aangegeven geweest en de paters hebben gekommen, en z’hebben de boeken meegedaan. Ze was niet te betrouwen. Ze ging dikkers ’s nachts ten twaalven achter butter. Ze was hele nachten op toer. Ten is niet goed dat enè?
Beschrijving
Een vrouw die toverboeken had, zat 's avonds bij kaarslicht in de boeken te lezen. Die vrouw was de hele nacht op pad en ging vaak om middernacht ergens boter vragen. Op een dag kreeg de vrouw bezoek van de paters, die haar boeken hebben meegenomen.
Bron
A.-M. Devynck, Leuven, 1965
Commentaar
2.3 Toverboeken
west-vlaams (franse grens)
399
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Watou