Hoofdtekst
Do was eens een vrouw in 't Waterbroek die hoedde do met de kie (koeien) en toen zag ze in ene keer een kluwen blauw garen op haren schoot en zo begos ze het garen maar op te draaien en te draaien tot ze moe tevan werd. En toen brak ze 't (de draad) af. Ze kos 't nie meer in haar handen houden. En ze hoorde ene slag en dat was een klok die door de grond afviel. Ze zag de klok niet maar ze hoorde ze vallen. En Allerheiligen luidde die klok 's nachts om twaalf uren.
Onderwerp
SINSAG 0980 - Der Glockenpfuhl.   
Beschrijving
Een vrouw die in het Waterbroeck de koeien aan het hoeden was, ontdekte toevallig een kluwen blauw garen. De vrouw bleef aan de draad trekken tot die brak. Op dat ogenblik hoorde ze een klok vallen. Met Allerheiligen luidde die klok altijd om middernacht.
Bron
W. Jackers, Leuven, 1958
Commentaar
3.1 Duivels
limburgs (bilzen)
564
fabulaat
Naam Overig in Tekst
Allerheiligen   
Naam Locatie in Tekst
Kleine-Spouwen   
Plaats van Handelen
Waterbroeck (Tongeren)