Hoofdtekst
M’en nog hoord van een van Steenkerke, pastoor Godderis. En e was zen appels gepakt, en den deen die in de boom zat, moeste bluven zitten toet ’s nuchtens, dat en zag wien dat ’t was.En toen bellegetrek doen olle navend, en moeten bluven staon toet ’s nuchtens.
Onderwerp
SINSAG 0666 - Zauberer bannt an den Ort.   
Beschrijving
Een pastoor kon iemand die bij hem appels kwam stelen tot 's ochtends in de boom laten zitten, zodat hij kon zien wie de schuldige was. Iemand die 's avonds voor de grap bij hem kwam aanbellen, moest tot 's morgens blijven staan.
Bron
S. Van Bael - Lehouck, Leuven, 1969
Commentaar
2.2 Tovenaars
west-vlaams (bachten de kupe)
598
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
onbekend