Registratie zal enige tijd duren. Deze functie is in ontwikkeling.

MKEST0196_0196_30415

Een sage (mondeling), 1964

Hoofdtekst

Ne jongen verkeerde met een meiske van een boerenhof. Hij had haar gzegd: “Als ge ne weerwolf ziet, smijt hem uwen neusdoek en zegt dat hij het moet ontweven.” Ze had dat gedaan. ’s Anderendaags hingen de draden nog in zijn tanden. Ze is er dan sebiet af geschied. Ten zou maar dat mankieren dat ze mee ne weerwolf zou trouwen. Diene jongen en had niemand anders gevonden om te palullen (bedriegen) en ze moeten altijd iemand palullen.

Onderwerp

SINSAG 0823 - Das zerbissene Tuch.    SINSAG 0823 - Das zerbissene Tuch.   

Beschrijving

Een jongen had een relatie met een boerendochter. Hij had tot zijn vriendin gesproken: “Als je een weerwolf zou zien, gooi dan je zakdoek naar het beest en zeg dat het de zakdoek moet uitrafelen”. Toen het meisje een weerwolf tegenkwam, deed ze wat haar was aangeraden. De volgende dag stelde het meisje vast dat de vezels van de zakdoek tussen de tanden van haar vriend hingen. Het meisje maakte onmiddellijk een einde aan de relatie, maar de weerwolf vond al snel een andere vriendin.

Bron

M.-P. Kesteleyn, Leuven, 1964

Commentaar

1.6 Weerwolven
oost-vlaams (vlaamse ardennen)
463
fabulaat

Naam Locatie in Tekst

Zegelsem    Zegelsem