Hoofdtekst
Onder stonden huis (= huizen) - nu staat doa nog een - en die minse gingen meteen noa Luik bedevaart. 's Nach(t)s om twalef uren gingen ze voert voor 's möreges aan te komen. Het was ene man en zijn vrouw, en den andere man - ook met zijn vrouw - was de neef van de vrouw en die was van Haren en die was voor niks bang, mè toch voor heksen. Ene die ging opzij, he zei dat er een commissie moes(t) gaan doen, dat was a(ch)ter dat höfke (= tuintje) hier, en doa hoordeter schoon muziek en toen gingter kieke en toen waren dat heksen allemaal, wa daasde (= dansten) rond ene kromme boom. Maar he dors(t) dat nie zeggen. Toen ging de neef ook opzij uit en toen wisten ze wa nieuws. En dat was hier kriezel (= kiezel), mè onder op den draai was drek (= modder). Doa kon de vrouw nie door en toen he(ef)t hare man haar op zijne rug genomen tot hier. Mè gene van de twie dors(t) nie door de wei gaan, kik, doavoor hadden ze hun vrouw op hunne rug gepak(t)! Mè, doa daasde (= dansten) die heksen, ze! en allekeer 's moreges as zje ging kieke, dan was doa ene grote rang (= kring) rond de boom, bo 't gras plat was. Doa zag zje dan bo ze gedaas (= gedanst) hadden.
Beschrijving
Twee echtparen vertrokken om middernacht op bedevaart naar Luik. Toen één van de mannen een boodschap ging doen achter een struik, hoorde hij mooie muziek. De man ging kijken en zag in de weide heksen dansen. Hij vertelde aan de anderen echter niets van wat hij had gezien. Even later moest ook de andere man een boodschap doen. Nu wisten ze allebei dat er heksen in de weide waren. De mannen waren zo bang dat ze met hun vrouw onder geen beding door de weide wilden gaan. 's Ochtends was in de weide een grote kring te zien.
Bron
M. Dreezen, Leuven, 1967
Commentaar
2.1 Heksen
limburgs (tongeren en omstreken)
583
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Widooie   
Plaats van Handelen
Luik