Hoofdtekst
Doa wareter (= waren er) twee aan 't kerseren (= vrijen), en ze kwamen aan 't 'duvelskruis' door 's avonds. Mè de jong(en) had gezeid tegen het metske (= meisje): 'hier is mijne moaslat (= zakdoek), as zje iet tegenkomt gooit zje hem die roie moaslat maar in zijn muil. Ternoa, wei de jong(en) terugkwam hingen nog druör (= draden) van de moaslat in zijn muil; hij was wolf gewees(t).
Onderwerp
SINSAG 0823 - Das zerbissene Tuch.   
Beschrijving
Een verliefd paar wandelde 's avonds voorbij het duivelskruis. Plots sprak de jongen tot het meisje: "Hier is mijn zakdoek. Als er een hond op je af zou komen, gooi dan deze zakdoek naar zijn muil." Toen de jongen even later terugkwam, hingen de vezels van de zakdoek nog tussen zijn tanden; hij was namelijk zelf weerwolf geweest.
Bron
M. Dreezen, Leuven, 1967
Commentaar
1.6 Weerwolven
limburgs (tongeren en omstreken)
1016 (4)
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Tongeren   
Plaats van Handelen
Duivelskruis (Vrijhern)