Hoofdtekst
In Gits was d’r ene en d’r was daar een kindje van schuin d’rover. ’t Was onnozel, maar ’t was een geweldig schoon kind. Ze moeste altijd maar bij dat kind zijn. "Maar een schoon kindje", zei z’altijd. Z’ontboden de paters van Roeselare. De deze lazen dat ’t zweet achter ulder liep. Ze zeien dat ze moesten "Agnus Dei", een soort gewijd, en palm onder de deure leggen. Z’heeft nooit niet meer binnengekomen. ’t Is vandage zaterdag, ’t is godsdag.
Beschrijving
In Gits woonde een mooi kindje dat aan een psychische stoornis leed. De vrouw die tegenover die familie woonde, wilde altijd bij dat kindje zijn en zei de hele tijd: "Wat een mooi kindje!" De familie van het kindje liet de paters van Roeselare komen. De paters baden tot de zweetdruppels van hun gezich rolden en gaven de mensen de raad om Agnus Dei en een takje palm onder de deur te leggen. Daarna is de heks nooit meer op bezoek gekomen. Het is vandaag zaterdag, het is Godsdag.
Bron
W. Van Houcke, Leuven, 1970
Commentaar
2.1 Heksen
west-vlaams (houtland)
477
fabulaat
Naam Overig in Tekst
Agnus Dei   
Roeselare (paters van)   
paters van Roeselare   
Naam Locatie in Tekst
Torhout   
Plaats van Handelen
Gits   
Roeselare