Registratie zal enige tijd duren. Deze functie is in ontwikkeling.

DTRUY0045_0046_9180 - Variante

Een sage (mondeling), 1946

Hoofdtekst

’t Is gebeurd op de "Vennen". Boer Brobben had een nieuwen knecht gekregen en dat was een vieze gast! Boer Grobben moest ’s anderendaags naar den molen, maar ’t koren moest nog eerst gedorschen worden. ’s Morgens bij de koffie zei de boer tot de knecht: "Ge zult voor den middag dorschen en dan kan ik namiddag naar den molen gaan." - "Nee, binnen een uur moogt ge al inspannen, zei de knecht, dan is het koren gedorschen."- "Dat is flink gedaan!" zei hij en hij kreeg ontzag voor zijn knecht, want dat was geen menschen-werk! De week daarna moest het korenland klaar gemaakt worden. Zij hadden al heel den voormiddag mest gevaren met de ossekar en ’s middags moest de knecht mest breien en dan de boer ’s anderendaags beginnen te ploegen. "Kom binnen een uur maar af," zei de knecht. De boer kwam, hij zag van ver den knecht zitten. "Daar is hij aan ’t luierikken, de sloeber!" Toen hij korter bij kwam zag hij dat al het mest gebreien was; de knecht was juist met den laatsten hoop bezig; hij floot eens en toen vloog ook het laatste hoopje uit elkaar. Toen zei de boer tegen den knecht: "Ga gij maar weg jongen, gij kunt veel te hard werken."De boer vertelde aan den pastoor wat voor een raren gast hij nu op de boerderij had. Ik zal hem dat tooveren afleeren, zei de pastoor. Hij ging met den boer mee, en deed den knecht in een hoogen boom klimmen. Deze kroop halverweg: "Ben ik nog niet hoog genoeg?" - "Nee", zei de pastoor. Hij klom nog hooger tot bijna in ’t topken. "Is ’t hoog genoeg?" - "Nog hooger," riep de pastoor. Hij klom nog wat; de top begon weg en weer te wiegen onder den last. De knecht dacht dat hij ging vallen: "Och God! Och God! Ik val." - "Nu is ‘t goed," zei de pastoor. De knecht kwam beneden en het was gedaan met zijn tooverkunsten.

Onderwerp

SINSAG 0750 - Andere Zauberei.    SINSAG 0750 - Andere Zauberei.   

Beschrijving

Boer B. die op de Vennen woonde, sprak tijdens het ontbijt tot zijn knecht: "Je moet beginnen met dorsen zodat ik na de middag naar de molen kan gaan", waarop de knecht antwoordde: "Neen, je mag over een uur al vertrekken, want dan zal ik al klaar zijn met het dorsen van het koren". Zo was het ook. Enkele weken later slaagde de knecht erin om in een uur tijd het hele veld te bemesten. De boer vertelde aan de pastoor dat hij zo'n vreemde knecht had. "Ik zal hem die toverkunsten afleren", zei de pastoor, en hij kwam naar de boerderij. De pastoor deed de knecht in een hoge boom klimmen. "Ben ik nog niet hoog genoeg?", vroeg de knecht, waarop de pastoor telkens antwoordde: "Neen, nog niet". De pastoor liet de knecht hoger en hoger klimmen, tot in de top van de boom die vervaarlijk heen en weer begon te wiegen. Toen de knecht riep: "Och God, och God, ik val!", zei de pastoor: "Nu is het goed". De knecht viel naar beneden en was zijn toverkracht kwijt.

Bron

D. Truyen, Leuven, 1946

Commentaar

2.2 Tovenaars
limburgs (noorden)
fabulaat

Naam Overig in Tekst

Vennen (Opitter)    Vennen (Opitter)   

Naam Locatie in Tekst

Opitter    Opitter   

Plaats van Handelen

Vennen (Opitter)    Vennen (Opitter)