Hoofdtekst
4: Kwakzalvers, ja, kwakzalvers. Vroeger, maar je vader heeft die ook niet gekend, Louis Beddeleem ... eh Charel Beddeleem (zie lijst ‘Eigenaardige figuren’ p. 260), in Abele, een mens, een triestige kerel, hij was gebeten geweest in z’n lip, z’n lip hing op z’n kin, door een hond. Hij was ook kwakzalver en hij gebruikte -ik weet niet meer waarvoor- hij gebruikte San Doré. Ken je die bloem? Ik weet niet juist hoe dat in de volksmond is. Een viezerik van een man eigenlijk. Hij had altijd zo een grote zakdoek in z’n hand om dat daar een beetje af te vegen, dat liep altijd allemaal uit z’n mond, maar hij kon, hij kon genezen maar je zou niet vlug naar hem gegaan zijn om te genezen.X: Hij gebruikte planten en bloemen dus?4: Ja. ‘t Is eigenlijk een geneeskrachtige plant, hoor, maar waarvoor het juist is kan ik niet zeggen, ‘t Was de San Doré in het Frans, en hij kwam van de grens.X: Ja, Emery heeft ook over hem verteld.
Beschrijving
In Abele woonde een man die zijn lip was kwijtgeraakt doordat hij ooit door een hond was gebeten. De man zag er een beetje vies uit en hij kwijlde. Die man kon zieken genezen door middel van een plant die San Doré heette.
Bron
M. Sohier, Leuven, 1982
Commentaar
2.2 Tovenaars
west-vlaams (poperinge)
4C
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Poperinge   
Plaats van Handelen
Abele