Hoofdtekst
Wieze van Aaigem kost dat ook. Ze was meissen (meid) geweest bij de pastre en ze kost zij ook alles zè. Wat dasse mij allemale wijsmaaktige, dingen waar da’k noch van tuten noch blazen (niets) en wiste. En danze zeien dat er dare in ’t land een lichtjen brandige. En de mensen gingen d’er naartoe en gerochten d’er nie bij. ’t Was Wieze die spooktige. Da was allez, zo’n lichtjen in nen sperrebos en on (als) de mensen gingen gaan kijken zagen ze geen lichtjen. En ‘k gelove ’t ook da Wieze spooktige. Ze was nooit voor den twaalven in haar bedde en z’had kwezelachtige manieren.
Onderwerp
SINSAG 0580 - Andere Hexenkünste   
Beschrijving
Een vrouw die als meid bij de pastoor had gewerkt, kon toveren. Die vrouw kon in het sparrenbos een lichtje doen verschijnen. Wanneer de mensen dichterbij kwamen, was er vreemd genoeg geen lichtje meer te zien. De vrouw ging nooit vóór middernacht slapen en gedroeg zich als een kwezel.
Bron
O. Mattheeuws, Leuven, s.d.
Commentaar
2.1 Heksen
west-vlaams (grens oost- en zeeuws-vlaanderen)
330
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Kleit