Hoofdtekst
H: Nu denk ik nog aan iets, nu dat Bège zat te zeggen van een weerwolf, in Rutten was ook ene die weerwolf speelde. Er was een café in Rutten en daar staan een paar huizen. Die gast, een zoon van daar, die moest naar het dorp in Rutten gaan. Te voet, gelijk dat toen was. ’t Was ’s avonds en de weerwolf was ook achter hem. En die (jongen) had zo bang en die had ergens iets genomen. Een stok of een riek of ergens iets. Toen hij terugkwam bij de weerwolf… maar hij had toch die doodgestoken. Hij was doodgegaan. Het was gewoon iemand die had zich verkleed als weerwolf. G: Om de mensen bang te maken?H: Voor de mensen schrik te maken. Die gast, door de schrik had die hem doodgestoken. G: Ja.
Beschrijving
De zoon van een caféhouder uit Rutten moest 's avonds te voet naar het dorp gaan. Op de terugweg stak de jongen met een mestvork naar een weerwolf die hem achtervolgde. Later bleek dat die weerwolf gewoon een man was die zich voor de grap had verkleed. De grapjas was dood.
Bron
G. Verdickt, Leuven, 2002
Commentaar
1.6 Weerwolven
limburgs (zuiden)
L22
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Lauw   
Plaats van Handelen
Rutten