Hoofdtekst
Ene vrijde, dat moet er ene hier van de Gerkenberg geweest zijn. En ge weet, weerwolven en zo die moeten op hunnen tijd kwaad doen. 's Avonds kwam die met zijn liefste naar Bree, daar was het Kermis. Onderweg moest hij wat gaan uitsteken. En toen zei hij tegen het wicht: 'Ik moet even de heg in, mijn broek afdoen. Als u soms iets tegenkomt, hier hebt ge 'ne maalplak, gooi hem die maar toe, dan doet hij u niks.'Een beetje verder kwam er 'ne groten hond op haar af. Ze gooit hem de maalplak en hij reet hem in stukken vaneen en daarmee vliegt hij weer weg. En toen het wicht wat verder was, komt hij weer uit de struiken als mens. Toen had hij de vezels nog tussen zijn tandenn zitten.
Onderwerp
SINSAG 0823 - Das zerbissene Tuch.   
Beschrijving
Een jongeman van de Gerkenberg ging met zijn vriendin naar de kermis in Bree. De jongeman moest echter op geregelde tijdstippen als weerwolf rondlopen, en daarom zei hij tegen het meisje: "Ik moet even een boodschap doen achter de heg. Als er een hond op je af zou komen, gooi dan deze zakdoek naar zijn muil; dan kan hij je niets doen." Even later kwam er inderdaad een grote hond naar het meisje gelopen. Ze gooide de zakdoek naar de hond, die de stof helemaal verscheurde. Toen de jongeman even later uit de struiken kwam, had hij de vezels van de zakdoek nog tussen zijn tanden.
Bron
R. Celis, Leuven, 1954
Commentaar
1.6 Weerwolven
limburgs (bree en omstreken)
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Gerdingen   
Plaats van Handelen
Gerkenberg   
Bree