Registratie zal enige tijd duren. Deze functie is in ontwikkeling.

MSOHI0098_0098_20205

Een sage (mondeling), 1980-12-5 1980-12-5 (foutieve datum)

Hoofdtekst

X: En dinge, eh, je hebt Karel Beddeleem niet gekend?10: Ja, Karel Beddeleem met zijn, met zijn lip.11 (onverstaanbaar)10: Ja, wij hebben hem gekend als kinderen, wij weten eigenlijk geen uitleg daarover. Maar hij blauwde veel, hij was gekend omdat hij veel blauwde. Nu, hij zag eens douaniers komen en hij kroop in een gezzinge (stuk grasland), zo in een meers, in een meers die langs de beek ligt, hé? Hij kroop daar in die gezzerie en hij at altijd maar gras. En de douaniers gingen voort, ze lieten hem met rust hé, ze zeiden: "Hij is een beetje weg in het hoofd." Maar hij had vele flessen korte drank mee. Nu, als ze gepasseerde waren, hij stond recht en hij ging voort met zijn flessen kortedrank. Hij had lijk kanker zo aan zijn lip.X: Ja.10: Ja, hij had zo een vuile mond altijd.11: Er waren er ook die zeiden dat hij een beet gekregen had van een hond hé, van zijn eigen hond.10: Ja, het kan ook zijn.X: Ze zeggen dat hij mensen genas hé.10: Ah, ik weet dat niet.X: Met zalf en …11: Ah ja, dat kan wel zijn.

Beschrijving

In Poperinge woonde een smokkelaar die zijn lip was kwijtgeraakt door een hondenbeet. Toen de man op een dag douaniers zag aankomen, verschool hij zich met zijn flessen drank in het gras. Zodra de douaniers voorbij waren, stond de smokkelaar op en ging voort.
Sommige mensen vertelden dat die man mensen kon genezen.

Bron

M. Sohier, Leuven, 1982

Commentaar

2.2 Tovenaars
west-vlaams (poperinge)
10B
fabulaat

Naam Locatie in Tekst

Poperinge    Poperinge   

Plaats van Handelen

Poperinge    Poperinge