Hoofdtekst
Wat dajje gie wel kent, da zien dei Godshuzetjes, oeje Brugge binnenkomt hé. E wel, mien voader en moeder kwamen en ki met de seeze langst do nor hus. En oenze (als ze) do passeren, laagt er dor azo ’n wuuf ut een van die vinstertjes. Mor oenze ziender thus kwaâm wilde da peerd nie stoan (halt houden). En ’t is mo deur tegen de mensen te klappen danze tegen kwaâm datte (dat hij) stoent.
Onderwerp
SINSAG 0580 - Andere Hexenkünste   
Beschrijving
Een echtpaar uit Brugge kwam op een avond met paard en kar naar huis. Bij het binnenkomen van de stad zagen ze in één van de huisjes een vrouwtje uit het raam leunen. Toen de man en de vrouw thuiskwamen, wilde hun paard niet stilstaan. Pas toen de man en de vrouw met voorbijgangers begonnen te spreken, bleef het paard staan.
Bron
L. Cumps, Leuven, 1965
Commentaar
2.1 Heksen
west-vlaams (z van brugge)
274
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Zedelgem   
Plaats van Handelen
Brugge