Hoofdtekst
Mijn vader, over enigte dagen, j’had in de zunne gelegen, je was zo moe en je ging naar zijn bedde. je zweette dat de druppels dervan likten en je sliep en je grolde. En als hij wakker kwam, zeiden: "’k en alzo entwat tegengekomen, ‘k was overal vastgegrepen en ‘k heb daar alzo een draai gehad van een. ‘k Heb moeten klawieren (klauteren) om uit dien vent zijn handen te geraken. je ’n hadde geen asem meer als hij wakker kwam van klare (van het danig) klawieren.
Beschrijving
Een man die een tijdje in de zon had gelegen, voelde zich plots zo moe dat hij besloot in zijn bed te gaan liggen. Toen de man in ademnood wakker werd, beweerde hij dat iemand hem had vastgegrepen en dat hij had moeten vechten om zich uit de handen van zijn belager te bevrijden.
Bron
K. Erard, Leuven, 1966
Commentaar
1.5 Plaaggeesten
west-vlaams (ieper)
6
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Boezinge