Hoofdtekst
De poester van ’t hof pakte een keer ’t boekje van den duutsen schaper en j’had er zodanig in gelezen dat ’n al de duuvels ontboodde naar heel ’t hof. Maar ziet, ’t waren kraaien. De schaper kwam te passe (juist op tijd) en zegt’n: "wuk werk heb je nu gedaan? J’heeft entwaar aan geweest waar dat ge niet meugt”! Je vond ’t boekje were, zegt’n: "wuk ga je nu doen”? Maar ze zaten zodanig verlegen op ’t hof, zegt de schaper: "Giet een zak erreweten op de messing (mesthoop), ze gaan rechtuit werk hebben, ze gaan toen nie mee komen”! De kraaien haalden die zak erreweten uit en ze gongen der mee deure, ’t gebeurde al in geen vuuf minuten tijd. Alzo waren die kraaien weg, anders de duvels waren op ’t hof en ze kosten er geen weg meer mei.
Beschrijving
Een koewachter las stiekem in het boek van de Duitse schaper. Daardoor zat de boerderij binnen de kortste keren vol kraaien. Dat waren duivels. De Duitse schaper voelde dat er iets aan de hand was en ging naar huis. Hij gaf de koewachter een flinke uitbrander en raadde hem vervolgens aan een zak erwten op de mesthoop te gieten. In minder dan vijf minuten stopten de kraaien alle erwten terug in de zak. Daarna verdwenen de duivels.
Bron
K. Erard, Leuven, 1966
Commentaar
2.3 Toverboeken
west-vlaams (ieper)
16
fabulaat
Naam Overig in Tekst
Duitse schaper   
Naam Locatie in Tekst
Voormezele