Hoofdtekst
A: Van toveressen, ‘k heb daarvan nog gehoord van mijn nonkel. Mijn nonkel, overtijd, woonde in de Zuidhoek en hij is ze nog tegengekomen tussen de Zuidhoek en de Beek, en de route. En hij zei schoon goeieavond en ze zei: "De dagen zijn voor u en de nachten voor ons." ’t Was al dat ze zei. Maar als ik ze tegenging ze was schoon in ’t zwart, zijde. Met een zwarte hoed aan, juist of dat je ze daar voor je ziet in de stoet. Ja maar, ik kan dat niet betwisten. Daar alleszins, ’t was zeker bij nacht rond ten twaalf en half dat ik afkwam dat ik te vrijen gegaan was. En ‘k ben bijna aan de Beek en ‘k zie daar een vrouwmens komen. Maar er lagen overtijd hoopjes langs de veloweg voor de boeren… om op de veloweg niet te rijden hé, ’t ging in brokken … en ze kwam alzo schoono ‘geschoren’ over de hoopjes. ‘k Zag haar voeten niet. En als ze alzo op twee meter van die straat was om naar de Zuidhoek te gaan, daar aan de Beek. En ik ben bijna aan de duiker, aan de zulle, ze draait al de straat in. Maar m’n oren stonden recht wê. Pertang schone maneklaar wê. Maar m’n oren stonden recht. ‘k Overpeinsde dat van m’n nonkel toen né. En ik moest toen een klein beetje verder de wagenweg in naar de Reutelhoek. Maar ik keek niet meer om wê. Maar ‘k heb dat altijd gezegd, ‘k heb ze al dikwijls gezien dat ik gekomen ben naar de Heksenstoet dat dat juist dezelfde is, dat ik gezien heb.X: En ge weet niet wie dat dat was?A: Neen, neen. Dat kan ik eigenlijk niet zeggen.X: Maar ze deed eigenlijk niets aan jou?A: Niets, niets, niets. Ze deed niets ook. En ik ook niets. Neen, neen, ze deed niets. Zij ging schoon de Zuidhoek in. En ‘k overpeinsde dat rechtendoor dat mijn nonkel dat verteld had, dat hij ze een keer tegengekomen was, dat ze ook alzo de straat inging. ‘k Passeerde al dikwijls aldaar né, ‘k heb daar dikwijls op gepeinsd wê. Als ik bijna aan de Beek was, ‘k peinsde d’erop. ‘k Zeg: "Zou ‘k ze niet zien?" Een schone, in zwarte zijde, met een zwarte zijden hoed aan. Een groot vrouwmens.
Onderwerp
SINSAG 0310A   
Beschrijving
Een man die tussen de Zuidhoek en de Beek een toveres tegenkwam, zei: "Goedenavond". Daarop antwoordde de verschijning: "De dagen zijn voor u en de nachten voor ons". De vrouw droeg zwarte zijden kleding en had een hoed op haar hoofd. Een man die omstreeks half één 's nachts terugkwam van een bezoek aan zijn vriendin, zag diezelfde vrouw tot zijn grote schrik over de weg zweven.
Bron
F. Ramon, Leuven, 1975
Commentaar
2.1 Heksen
west-vlaams (ieper)
1a
Oom van de informant
memoraat
Naam Locatie in Tekst
Beselare   
Plaats van Handelen
Beek (Beselare)   
Zuidhoek (Beselare)