Hoofdtekst
Der was op ’t kerkhof van Grijsloke ‘ne putmaker, en hij had ‘ne schedel uitgedolven. En hij koste die schedel niet meer in d’eerde stoppen, hij kwam altijd were boven. En hij begoste te werken: hij schudde van den ene kant naar den anderen. De putmaker beefde lijk ’n riet en hij liep naar de paster. En de paster kwam met de kwispel en wijwater en al zulke heilige dingen. En hij begoste wijwater te gieten, maar ’t hielp niet, ’t doodshoofd danste maar voort. En ze liepen allemale weg.En die geest is daar nog lange gebleven op ’t kerkhof. En ommeddekeer was hij weg, en ze hebben er niets meer van gehoord.
Onderwerp
SINSAG 0478 - Andere Erlebnisse; unbeschreibbare Spukerscheinungen.   
Beschrijving
Een grafdelver had op het kerkhof van Grijsloke een schedel opgegraven. De man kon de schedel niet meer begraven; de schedel kwam namelijk altijd terug naar boven en bewoog heen en weer. Doodsbang ging de grafdelver naar de pastoor, die de plaats met wijwater kwam besprenkelen. Het doodshoofd danste echter maar verder. Na een tijd is de schedel toch opeens verdwenen.
Bron
F. Van Houdenhove, Leuven, 1967
Commentaar
1.4 Luchtgeesten
west-vlaams (tussen schelde en leie)
266
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Avelgem   
Plaats van Handelen
Grijsloke